- "Ik heb hier een lijst. Negen mannen sieren het, negen mannen die moeten sterven. Ze zijn pestbrengers, oorlogsmakers... Hun macht en invloed maken het land corrupt, zorgen dat de kruistochten blijven voortduren."
- ―Al Mualim tegen Altaïr over Altaïrs nieuwe opdracht.[bron]
|
De jacht op de negen Tempeliers was een opdracht voor Altaïr Ibn-La'Ahad nadat hij gefaald had in de Tempel van Salomo. Dit deed hij in opdracht van Al Mualim.
In eerste instantie was het een poging om de Derde Kruistocht te stoppen die het Heilige Land vernietigde. De jacht was uiteindelijk een onderdeel van een wereldoverheersende samenzwering die bijna leidde tot de ondergang van zowel de Tempeliers als de Assassijnen.
De eerste test[]
Na de verdediging van Masyaf, dat veroorzaakt was door Altaïrs roekeloze gedrag in de Tempel van Salomo, werd Altaïr gemarkeerd als verrader en Al Mualim executeerde hem persoonlijk. Hoewel de executie een list was, werd Altaïr wakker maar was hij ontdaan van zijn wapens en rang en werd hij gedegradeerd tot de rang beginner. Hij kreeg vervolgens de kans op verlossing. Dit gaf hem de kans om zijn rang terug te winnen. Zijn eerste taak was om jacht te maken op een verrader in hun rangen die de poorten van Masyaf had geopend tijdens de aanval die geleid werd door Robert de Sablé.
Met behulp van niets meer dan zijn sluipvaardigheden, was Altaïr in staat om de verrader af te luisteren. Hij ontdekte dat de verrader een medeplichtige had die mandenmaker was. Altaïr stal een brief van de medeplichtige en ontdekte dat er eigenlijk twee verraders waren: Masun, een heraut, en Jamal, een Assassijn.
Na deze ontdekking, zag hij Masun prekend voor de dorpelingen over een Nieuwe Wereldorde. Vervolgens achtervolgde en ondervraagde Altaïr de heraut, die onthulde dat hij banden had met de Tempeliers en geloofde dat hun zaak gerechtvaardigd was. Na de ondervraging bracht Altaïr hem naar het fort. Al Mualim gaf hem een kans om berouw te tonen voor zijn zonden tegen het broederschap. Maar Masun bleef opstandig en geloofde dat wat hij gedaan had, goed was. Daarom doodde Al Mualim de heraut met een langzwaard waarna hij het bebloede zwaard aan Altaïr gaf. Toen hem werd gevraagd naar de andere verrader, antwoordde Al Mualim dat hij met Jamal zou praten en zou beslissen of hij gewoon misleid werd en nog gered kon worden, of dat hij omgekocht werd door de Tempeliers.
Start van de jacht[]
- Altaïr: "Negen levens in ruil voor het mijne."
- Al Mualim: "Een zeer genereus aanbod, denk ik. Hebt u vragen?"
- Altaïr: "Alleen waar ik moet beginnen."
- —Altaïr en Al Mualim bespreken de uit te voeren taak.[bron]
Nadat hij zijn zwaard en verborgen mes teruggekregen had, werd Altaïr belast met de jacht op negen mannen die de Derde Kruistocht ondersteunden (kruisvaarders en Saracenen) in ruil voor zijn eigen leven.
Al Mualim informeerde Altaïr vervolgens dat hij toestemming nodig zou hebben van de lokale Assassijnenbureaus om iedere moord uit te voeren. Altaïr betoogde dat hij hun toestemming niet nodig had, maar Al Mualim verwierp hem en vertelde Altaïr dat dit de prijs was die hij moest betalen voor zijn eerdere fouten. Uiteindelijk aanvaarde Altaïr het aanbod. Hij verliet Masyaf te paard en reed in de richting van het koninkrijk, het begin van zijn zoektocht naar verlossing.
Inspectie van de Damascus-markt[]
- Tamir: "Ah, maar hij denkt dat ik alleen handel. Ik ben maar een deeltje, een man met een rol. Je gaat de anderen snel genoeg leren kennen... Ze zullen je niet vriendelijk ontvangen voor wat je hebt gedaan!"
- Altaïr: "Goed. Ik kijk er naar uit om ook hun leven te beëindigen!"
- Tamir: "Zo'n trots. Het zal je vernietigen, kind."
- —Tamir praat met Altaïr na het succes van de Assassijn.[bron]
Altaïr reed eerst naar Damascus om jacht te maken op zijn eerste doelwit, een Saraceense wapenhandelaar en zwarthandelaar genaamd Tamir.
Toen Altaïr aankwam in het Assassijnenbureau, gaf de Rafiq hem de instructie om informatie te verzamelen over Tamir in het arme district van Damascus. Met dit onderzoek ontdekte Altaïr dat Tamir een ongewone grote vracht wapens klaar maakte voor een onbekende klant en dat hij de Souk Al-Silaah vaak bezocht. De Rafiq gaf Altaïr toestemming om zijn missie te starten en voorzag hem van een veer, die moest worden doordrenkt met het bloed van het doelwit als bewijs van de moord. Altaïr vertrok vervolgens naar de Souk Al-Silaah om Tamir te doden.
Toen hij aankwam bij de souk, merkte Altaïr dat Tamir een van zijn werknemers intimideerde. De man beweerde dat hij niet genoeg tijd of mankracht had om de gevraagde bestellingen af te maken. Toen hij suggereerde dat Tamir te veel verwachte, werd Tamir woedend en doodde hij hem, waardoor zijn lijk in het midden van de binnenplaats bleef liggen als waarschuwing voor de rest van zijn ondergeschikten.
Terwijl Tamir de waren rond de Souk inspecteerde, baande Altaïr zich een weg door de drukke menigte en stak hij Tamir in de keel. Toen Tamir overleed, zwoer hij dat de Assassijn en zijn Orde zouden boeten voor hun daden. Tamir vroeg vervolgens aan Altaïr of hij hem zag als een kleinzielige dode dealer, die gebruik maakte van de kruistochten, en merkte op dat vele anderen ook profiteerden van de oorlog. Altaïr vroeg Tamir waarom hij geloofde dat hij anders was dan de andere profiteurs. Tamir verklaarde dat hij een veel nobeler doel diende dan alleen geld.
Tamir zei ook dat hij "broeders" had en slechts één stukje van de puzzel was, een man met een rol. Tamir waarschuwde Altaïr dat zijn dood niet over het hoofd gezien zou worden, en dat Altaïrs trots hem uiteindelijk zou vernietigen. Tamir overleed hierna, en Altaïr deed de veer in het bloed van Tamir, waarna hij weer naar het bureau ging.
Referentie[]
|
|